Samenwerken in coalities

Om de context van samenwerkingsopgaven beter te duiden heeft Martine de Jong (2014) het Spectrum van Coalitievorming ontwikkeld. Onder een coalitie verstaat zij ‘een groep mensen of organisaties die iets willen bereiken rond een opgave of kans’. Ze onderscheidt drie soorten coalities: directieve of besluitvormingsgerichte coalities (samenwerken met de omgeving), collectieve of samenwerkingsgerichte coalities (tussen organisaties) en connectieve of netwerkgerichte coalities (in netwerken).

Het onderscheid tussen deze verschillende coalitievormen kan je bewust maken van je eigen positie in een samenwerkingsverband, zodat je een passende rol en aanpak kunt vinden en een betrouwbare en effectieve samenwerkingspartner kunt worden. De ene coalitievorm is daarbij niet beter dan de andere. Het zijn categorische labels en ze hebben in de praktijk een vloeibaar karakter. Ze helpen de samenwerking in en rond programma’s te duiden en concreet invulling te geven.

 

Directieve coalities: ambitie bepaalt coalitie

In deze coalitievorm is er één of zijn er enkele organisaties die een uitgesproken ambitie hebben die ze willen realiseren in afstemming met anderen. Dat doen ze vanuit een regisserende rol en in een (vaak) bestaande arena van stakeholders. Ze hebben een sterke ambitie en voelen de urgentie hiermee aan de slag te gaan. Hun ambitie heeft ook impact op partijen en personen buiten hun eigen organisatie en daarom willen of moeten ze die personen of partijen daarin meenemen en meekrijgen. Hun ambitie bepaalt welke partijen worden uitgenodigd om mee te werken en met wie ze samen de coalitie vormen. Meestal is er sprake van een onderlinge hiërarchie tussen die partijen. De positie van de initiërende partij(en) is vaak sterker dan die van de betrokken organisaties, bewoners, patiënten of klanten. Het proces wordt vooraf gestructureerd met participatie- en besluitvormingsmomenten. De initiators wegen de belangen, bepalen de koers en hakken uiteindelijk de knopen door.

Deze vorm is geschikt voor ingrepen die vanuit een organisatie gewenst zijn en ook voor een groot deel daardoor bepaald en betaald kunnen worden. Het voordeel is dat de regisserende partij(en) gestructureerd kan of kunnen sturen op een breder gedragen resultaat of doel dat sneller en beter tot stand komt, dan zonder coalitie. Deze coalities maken veelal onderdeel uit van een meer institutionele en politieke context. Woorden als mandaat, positie, draagvlak, bevoegdheid, kaders, richtlijnen, derden en afstemming zijn van toepassing. Voorspelbaarheid is belangrijk om het proces, de risico’s en de verwachtingen te managen.

Heldere mijlpalen zijn de maatstaf voor succes. Tijd is een afspraak en een middel om de druk te verhogen. Regie en overzicht hebben, afspraken vastleggen, je positie kennen, het vertegenwoordigen van jouw organisatie en het houden aan de regels is belangrijk. Transparantie, besluitvaardigheid en urgentie zijn succesfactoren in deze vorm, die gericht is op het in stappen convergeren naar een eindbesluit. Betrokken partijen vertrouwen elkaar niet bij voorbaat. Dat moet eerst worden bewezen. Vroegtijdig stoppen voelt als falen. Een valkuil is uitstelgedrag: tijd kopen om later pas tot overeenstemming te komen. Een andere valkuil is een grijs compromis. Partijen sluiten om strategische redenen een overeenkomst, zonder te zoeken naar een echte win-winsituatie of het duurzaam oplossen van het probleem. De kunst is om te komen tot een oplossing waarin iedereen meerwaarde ziet.

Programma’s die vanuit een specifieke organisatie gedragen worden en waarbij die organisatie andere partijen wil of moet aanhaken om succesvol te kunnen zijn, hebben baat bij deze manier van kijken naar samenwerken. Dat geldt ook voor programma’s die binnen een organisatie plaatsvinden en waarbij de initiërende opdrachtgever en programmamanager anderen moeten zien mee te krijgen.

 

Collectieve coalities: coalitie vormt ambitie

In deze coalitievorm zijn organisaties een partner in een nieuwe arena van complementaire partijen die elk iets halen en brengen rond een gezamenlijk gevormde ambitie. In die ambitie zien ze individueel en als groep voordelen. Voor elke partij is winst te behalen. Alle partijen voelen zich eigenaar van de coalitie. Het gaat dus niet om stakeholders, maar om shareholders. Samen creëren ze een arena waarin ze niet deelnemen omdat ze tot elkaar veroordeeld zijn, maar omdat ze hun krachten willen bundelen.

De collectiviteit in deze coalitievorm is in potentie groot. De partners nemen op een vergelijkbare basis deel, ieder met hun eigen rol en bijdrage. De gezamenlijke ambitie groeit gaandeweg. Dat kost tijd en inspanning. Het is een afwisseling van divergeren en convergeren. Dit type coalitievorming is geschikt wanneer geen van de partijen het voor het zeggen heeft en ze wederzijds afhankelijk zijn om hun doelen te bereiken. Denk bijvoorbeeld aan opgaven zoals het verminderen van files of het terugdringen van schooluitval. Typische opgaven voor een programma. Het voordeel van deze vorm is dat elke partij zich verantwoordelijk voelt voor het realiseren van de ambitie. Dit kan helpen om de organisatiekosten te verlagen, efficiënter te werken of meer massa te bieden. Het collectieve perspectief staat centraal. Woorden als commitment, relatie, spelregels, vertrouwen, visie, alliantie, ketens, partnerschap, coöperatie en verbinding horen daarbij.

Vaak hebben de partners echter wel te maken met de institutionele context van hun moederorganisaties. Elke organisatie geeft een deel van de autonomie op, in het vertrouwen er meer voor terug te krijgen. De selectie van de partners is dan ook een belangrijk moment. Wie hebben we nodig en wie heeft ons nodig? Hoe diverser de partners zijn, hoe groter de complementariteit. Concurrentie ondermijnt de toegevoegde waarde. De aantrekkelijkheid van de ander ligt in het ‘anders zijn’. Dit maakt het lastiger elkaar goed te begrijpen. Investeren in de ander en in de samenwerking is cruciaal. Partijen moeten bereid zijn zich kwetsbaar op te stellen. ‘Je draagt bij of doet niet (meer) mee’, is in deze vorm een belangrijk uitgangspunt.

Deze manier van kijken naar samenwerken past bij programma’s die gedragen worden door verschillende, onafhankelijke organisaties, zoals een gemeente met bedrijven en vrijwilligersorganisaties in een programma dat gericht is op het versterken van de toeristische aantrekkelijkheid van de gemeente.

 

Connectieve coalities: ambitie beweegt coalitie

In de connectieve of netwerkgerichte coalitie wordt een ambitie neergelegd door één of enkele personen en dat drijft en beweegt anderen zich aan te sluiten, erop voort te borduren of er een eigen invulling aan te geven. Het is een coalitie van hechtere en lossere relaties van telkens wisselende samenstellingen. In zo’n setting kunnen ideeën, ontwikkelingen en bewegingen ontstaan die nog niet eerder bedacht zijn en vooraf niet voorzien waren. Doen en zichtbaar maken van acties is belangrijk. Het doel is om te komen tot een initiatiefrijk netwerk met impact. Mensen willen energie en vrijheid ervaren om iets te kunnen toevoegen.

Dit type coalities zijn initiatieven die van onderop zijn ontstaan. Een voorbeeld is een bedrijventerrein waar ondernemers en beleggers kennis uitwisselen, voorzieningen delen en leegstand voorkomen. Een ander voorbeeld is buren die met kleine activiteiten autochtone en allochtone bewoners dichterbij elkaar brengen. Sociale media helpen om deze netwerken te laten groeien en bewegen. Deze coalities worden vaak gestart en begeleid door sociaal ondernemers of communitymanagers. Ondanks dat het netwerk van iedereen is, zijn deze mensen wel vaak het gezicht van en de drijvende kracht achter het netwerk.

In connectieve coalities staat het perspectief van het individu centraal. Daarbij zijn drijfveren belangrijker dan functies en posities. Het gaat om persoonlijke en informele relaties, waarbij eerder wordt gehandeld vanuit gevoel en gezond verstand dan vanuit expertise en methodieken. Het zelforganiserend en zelfreinigend vermogen is groot. Mensen spreken elkaar sneller aan op gedrag dat ze niet passend vinden. Iemand die geen aansluiting meer voelt, kan de coalitie verlaten en een andere weg inslaan. Vaak ontstaan in een netwerk ongeschreven normen en waarden. Stoppen vergt niet altijd een expliciet besluit en wordt niet gezien als falen, maar als een goed moment voor nieuwe dingen. Er is geen vooraf bepaalde of gedeelde koers. Een volgende stap wordt pas gezet wanneer de tijd rijp is en niet omdat er een deadline nadert. Het netwerk kent niet de collectiviteit van de collectieve coalitie. Iedereen kan deelnemen en vertrouwen is de basis.

Uitgebreide plannen van aanpak, vooronderzoeken of planningen zijn er niet. Passende woorden zijn: energie, gastvrijheid, beweging, kiemen, inspiratie, voldoening, delen, ontmoeten en community. De coalitie is hoofdzakelijk gericht op divergeren. Er zijn weinig grenzen tussen mensen, ideeën, disciplines of thema’s. In een netwerk liggen idee en actie dicht bij elkaar, net als denken en doen. Het is leren, proberen en vooral ook improviseren om de energie en voorbijkomende kansen te benutten. Daarmee is het een vorm van samenwerken die niet meteen heel dicht tegen programma’s aanligt, bekeken vanuit hun planmatige en gestuurde insteek, maar die wel goed is om te overzien op het hele spectrum. Het is bovendien interessant om te bekijken waar en hoe het werken met netwerken ondersteunend kan zijn aan het realiseren van programmadoelen.

 

Een combinatie van verschillende coalitievormen is mogelijk. Een samenwerkingsgerichte coalitie van een gemeente, energiebedrijf en woningbouwcorporatie kan bijvoorbeeld een regisserende rol hebben naar bewoners en een faciliterende rol naar ondernemers met duurzame plannen. Organisaties zullen dus voor elke vorm afzonderlijke handelingsrepertoires beschikbaar moeten hebben.

 

Ga voor meer informatie over dit onderwerp naar het hoofdstuk Samenwerken.

 

Denk mee en reageer

Er zijn nog geen reacties geplaatst.