Sturing programma TOP 600
17-08-2016De bijeenkomst van de PGM Community van 27 oktober j.l. ging over het programma TOP 600 van de gemeente Amsterdam. Met de programmamanager, Petra Nijmeijer, hebben de bijna 20 deelnemers inzicht gekregen in de inhoud en het management van het programma.
In 2011 (TOP600 had toen nog het label ‘project’) begon men met het gericht en integraal cq multidisciplinair en interdisciplinair aandacht geven aan een groep van 600 personen. Personen die in de voorgaande vijf jaar in totaal 15.000 keer in aanraking waren gekomen met de politie voor een zogenaamd HIC-delict (High Impact Crimes).
Zo'n 40 instanties zijn betrokken bij het programma
In Amsterdam gaat het om de samenwerking tussen zo’n 40 instanties, zoals het gemeentebestuur, Leger des Heils, William Schrikker groep, politie, jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, GGD Amsterdam, Stichting Streetcornerwork, Dienst Stadstoezicht, Politie en Openbaar Ministerie.
Het kenmerkende van de aanpak in Amsterdam is dat er geen sprake is van één generieke aanpak voor alle personen die in het programma opgenomen worden, maar van 600 aanpakken. Het gaat dus om denken vanuit één persoon en regievoering op deze ene ‘casus’.
Het opvallende van de aanpak is dat het bureau die dit alles coördineert –Actie Centrum Veiligheid Amsterdam- van de 13 kernpartners 75 ‘regisseurs’ aangeleverd kreeg (voor twee dagen en soms full-time) vanuit de participerende organisaties. Een regisseur wordt gekoppeld aan één persoon. Deze regisseur regelt het contact met die organisaties die iets te maken hebben of horen te hebben, met deze persoon. Waarom opvallend?
De belangrijke rol van de regisseur
De regisseur is dus geen deskundige op gebieden die nodig zijn, zoals bijvoorbeeld geestelijke gezondheidszorg, justitie, schuldsanering. Hij moet er wel iets op hoofdlijnen van weten, en daarin worden ze dan ook geschoold. Hij zorgt er voor dat het vraagstuk van de betrokken persoon ‘multidisciplinair’ aangepakt wordt. Hiermee blijft de autonomie van de diverse instanties in stand, maar ontstaat er één tijdelijk netwerk rondom een persoon.
De regisseur heeft een ‘caseload’ die afhangt van het aantal dagen dat hij beschikbaar heeft voor het TOP 600 programma. Het bijzondere van de aanpak is dat deze regisseurs geen formele macht of doorzettingsmacht hebben. Het gaat steeds om de goede wil van de betrokkenen om een individu weer een goede plek in de samenleving te geven (waarmee de samenleving weer een stukje leefbaarder en veiliger wordt).
De programmamanager heeft geen doorzettingsmacht
Ook de programmamanager heeft geen doorzettingsmacht. Ze kan iets regelen met geld, want ze heeft een budget (maar het grootste deel van het werk en het geld blijft bij de organisaties die meewerken in het programma). Ze heeft kennis van het veld en een bureau dat haar ondersteunt. Maar ze moet het doen zonder formele macht. En toch beweegt het.
Zo is de recidive van de deelnemers aan het programma met de helft afgenomen. Dat is een hele prestatie. Maar vooral hebben de deelnemers aan het programma een plek in de samenleving gevonden en is hun welzijn vergroot (het succes is zo groot dat men de groep van 600 recentelijk uitgebreid heeft met jongeren en nu spreekt men van de TOP1000). Deze aanpak is blijkbaar voor veel andere steden een inspiratiebron, want op veel plaatsen is de aanpak overgenomen.
Analyse
Programmamanagers hebben hun toegevoegde waarde doordat zij inhoud kunnen koppelen aan management, dat wil zeggen ervoor zorgen dat de inhoud van het programma ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. In het geval van het TOP 600 programma is de inhoud van het programma „regisseren”. De programmamanager probeert met haar team de doelen (minder recidive en meer participatie in de maatschappij) op een bepaalde manier te bereiken. Dat is een andere, nieuwe manier dan gebruikelijk, daarom is er een programma van gemaakt. De verwarring die ontstaat bij het bespreken van het programma, is mijns inziens een gevolg van deze inhoud, die eigenlijk een soort van management is. Dus je praat over het management van regisseren.
Het sturen van regisseren
Als we dan naar de sturing van het programma kijken, moet je mijns inziens het managen van deze nieuwe vorm van werken beschouwen. Ofwel hoe ziet het sturen of managen van het regisseren dat Amsterdam introduceert, er uit?
Die sturing heeft een formele kant en een informele kant. De formele kant bestaat uit de officiële taken en bevoegdheden van allerlei personen zoals de programmamanager. Daarnaast veel planning en bewaking. In de formele sturing hebben wij geconstateerd dat daarbij doorzettingsmacht op basis van bevoegdheden ontbreekt. Er is wel degelijk een opdrachtgever die tegen de programmamanager zegt “het is gelegitimeerd dat je dit project gaat uitvoeren”. Verder is er een monitorrapportage die vaak aanleiding geeft tot bijsturingsmaatregelen. Eens in de twee weken komt een groep van wel dertig projectleiders en regisseurs bij elkaar. Bij gebleken knelpunten neemt iemand een maatregel die later wordt bekeken op zijn effect.
De informele sturing is ook nadrukkelijk aanwezig. Deze is in de PGM Community uitdrukkelijk besproken. Deze sturing gebeurt op basis van geld, kennis en kennissen. De programmamanager en de regisseurs zijn daar vooral druk mee. Als je kijkt naar de criteria waarop je kan sturen, kan je volgens mij constateren dat het de programma-organisatie gaat om doelbereiking, een bepaalde mate van tempo en een zekere mate van haalbaarheid. Dat laatste in de vorm van medewerking binnen de ambtelijke diensten en de bijbehorende bestuurders (wat niet altijd vanzelfsprekend is). Dus misschien niet mooi gepland maar wel bewaakt en daarop maatregelen genomen. De effectiviteit van deze ingrepen wordt als positief gewaardeerd.
Formele bevoegdheden op de achtergrond
De conclusie is dat het programma effectief kan zijn door een grote nadruk op informele sturing. Echter helemaal alleen daarmee lukt het niet omdat er wel degelijk ook een formele kant aan sturing is. Het is bijvoorbeeld duidelijk dat de burgemeester alleen maar effectief ingezet kan worden als hij bereid is zijn formele bevoegdheid te gebruiken. Dat neemt niet weg dat het programma een groot beroep doet op de kwaliteiten van de programmamanager en de regisseurs: lef, kennis en kennissen.